Het aankoppelen
Wijze van uitvoering
- Start vanuit parkeerstand, d.w.z. zet het trekkende voertuig naast of achter de aanhangwagen. Voer vervolgens de volgende handelingen uit:
- Rijd het trekkend motorvoertuig recht voor de aanhangwagen.
- Rijd in rechte lijn achteruit tot de trekhaak zich op ongeveer een meter van de koppelingskogel bevindt.
- Rijd de resterende meter ‘dicht‘, waarbij de hulp van een begeleider is toegestaan. Deze bevindt zich normaliter in de directe omgeving om te ‘gidsen‘.
- Breng de koppeling over de kogel. Vergrendel deze en controleer.
- Bevestig de kabel losbreekreminrichting (bij voorkeur in een lus) aan een vast deel van het voertuig.
- Sluit de stroomdoorvoerleiding aan.
- Draai het steunwiel omhoog.
- Controleer de kogeldruk door vast te stellen of het trekkend voertuig en de dissel van de aanhangwagen zich nagenoeg op een horizontale lijn bevinden.
- Zet de mechanische handrem los en/of verwijder eventueel de geplaatste wielblokken.
- Controleer de verlichting, richtingaanwijzers en remlichten.
- Stel de koplampen juist af.
- Gebruik bij het wegrijden eerst de bedrijfsrem en test eerst het remmen. Dit is om te controleren of de aanhanger goed is aangekoppeld en of de aanhanger goed mee remt.