Langzame slalom
De motorrijder rijdt in een slalom (bochten links- en rechtsom) tussen alle pylonen door. De examinator let voornamelijk op het balans houden van de motor in combinatie met de juiste bediening.
Wijze van uitvoering
- Rijd in een rechte lijn aan op de eerste pylon (rijdend of vanuit stilstand) en wijk hiervoor 1,5 tot 2 meter uit naar links of rechts.
- Regel de snelheid zo nodig met behulp van het geven van gas en de voetrem. Het gebruik van een slippende koppeling is verplicht.
- Stuur vanuit de heupen en/of door verdraaiing van het stuur.
- Rijd met een combinatie van linker- en rechterbochten om alle pylonen een slalom met trekkende motor in de eerste versnelling.
- Rijd na de laatste pylon weer in een rechte lijn weg.
- Houd tijdens het rijden de voeten op de voetsteunen (versnellingspookje en voetrem).